Brandveilig bouwen

Om te kunnen spreken van een brandveilig gebouw, moet de cirkel rond zijn. Anders gezegd: alle aspecten van brandveiligheid moeten in acht genomen worden of die veiligheid is nooit gegarandeerd. We kunnen het perfect vergelijken met isolatie: ‘een beetje isoleren’ is volstrekt zinloos. Bij het concipiëren van een gebouw houden we dan ook rekening met de brandbaarheid van materialen en met hun mogelijke bijdrage tot een eventuele brand maar ook met de kans op overslag van de brand naar een andere ruimte (compartimentering) of naar een naburig gebouw (brandveilig urbaniseren). Wanneer we op het vlak van materialen en van de structuur van het gebouw ons huiswerk goed hebben gemaakt, moeten we ons nog steeds de vraag stellen: ‘what if?’. Wat als er toch ergens een brand zou ontstaan?  Het voorzien van detectie, alarmering en blusmiddelen is een noodzakelijke aanvulling op het concept van een brandveilig gebouw net zoals het uitstippelen en aanduiden (signalisatie) van vlucht- en aanvalswegen. Preventionisten van de publieke brandweer laten niet graag iets aan het toeval over en nog steeds zijn er architecten en bouwheren die op bepaalde ‘eisen’ reageren met een denigrerend ‘is dat allemaal niet wat overdreven?’. Nog steeds zijn er burgermeesters die ‘hun’ brandweercommandant terugfluiten omdat de al te strenge maatregelen nieuwe kandidaat- ondernemingen op het gemeentelijke grondgebied zouden kunnen afschrikken. En natuurlijk moeten in een gemeenschap belangen worden afgedwongen. De brand echter, die in september 1666 nagenoeg de hele stad Londen verwoestte, illustreert wat de gevolgen kunnen zijn van een foute afweging.